Tag Archives: geschil

MR of GMR?

In het laatste kwartaal van vorig jaar heeft de Landelijke Geschillencommissie WMS een aantal uitspraken gedaan over de vraag of bepaalde aangelegenheden (voorgenomen besluiten) thuishoren in de medezeggenschapsraad (MR) van elke school of in de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR). De wettelijke regeling lijkt op het eerste oog duidelijk: de GMR is bevoegd als sprake is van een aangelegenheid die “van gemeenschappelijk belang [is] voor alle scholen of voor de meerderheid van die scholen” (art. 16, lid 1 Wet medezeggenschap op scholen (WMS)).

Maar wanneer is er precies sprake van een “gemeenschappelijk belang”? Kan het (overkoepelende) schoolbestuur zelf bepalen dat een kwestie van gemeenschappelijk belang is? Dat is in beginsel niet zo. Het schoolbestuur kan ook niet per definitie door een besluit geldig te laten zijn voor alle scholen die onder zijn bestuur vallen een “gemeenschappelijk belang” creëren. Er kan alleen sprake zijn van een gemeenschappelijk belang indien er “naar aard en inhoud sprake is van een schooloverstijgend belang”. Een dergelijk schooloverstijgend belang kan bijvoorbeeld voor de vakantieregeling voortvloeien uit het feit dat ouders hun kinderen op verschillende scholen hebben zitten of dat er personeelsleden op verschillende scholen werken (zaaknummer 106913, 26 oktober 2015).

Betekent dit dat wanneer een aangelegenheid daadwerkelijk van gemeenschappelijk belang is en daarom in de GMR thuishoort, de medezeggenschapsraden (en directeuren/rectoren!) van de afzonderlijke scholen geen bevoegdheden meer hebben? Niet per se. De vraag is namelijk of de regeling van het schoolbestuur die is afgehandeld met de GMR een “uitputtende regeling” bevat. Indien dit niet het geval is, dus als de regeling van het schoolbestuur expliciet of impliciet nog ruimte overlaat aan de afzonderlijke scholen, kunnen de medezeggenschapsraden en directie deze ruimte ook gebruiken.

Een eenvoudig voorbeeld om dit te verduidelijken (geïnspireerd op zaaknummer 106957, 27 oktober 2015). Een schoolbestuur kan met instemming van de (personeelsgeleding van de) GMR besluiten aan een bepaalde school een docentenformatie van precies 50,0 fte toe te kennen. In dat geval moge duidelijk zijn dat er voor zowel de directie als de medezeggenschapsraad van deze school geen ruimte bestaat om hiervan af te wijken. De MR heeft dan ook geen bevoegdheden meer op dit gebied.

Een schoolbestuur kan echter ook met instemming van de GMR besluiten dat de docentenformatie van een bepaalde school maximaal 50,0 fte mag bedragen. In dat geval bestaat er natuurlijk wel ruimte, zelfs de verplichting, voor de directie van deze school om met instemming van de MR de exacte docentenformatie vast te stellen.

Uiteraard kan Medezeggenschapsadvies Van Gasteren samen met u als schoolbestuurder bepalen in welke raad c.q. raden een bepaalde kwestie thuishoort. Bent u het als MR, GMR, directeur of rector niet eens met uw schoolbestuur hierover? Ook dan staan wij voor u klaar.

Draagvlak: een stevig argument met juridisch belang

Wanneer het medezeggenschapsorgaan niet instemt met een voorgenomen besluit van het bestuur van de onderwijsinstelling en het bestuur wil vasthouden aan het voorgenomen besluit, dient het bestuur een instemmingsgeschil aanhangig te maken bij de geschillencommissie (art. 32, lid 1 Wet medezeggenschap op scholen (WMS)). De geschillencommissie beoordeelt dan of het medezeggenschapsorgaan in redelijkheid tot het onthouden van instemming heeft kunnen komen, of dat sprake is van bepaalde zwaarwegende omstandigheden die het voorstel van het bestuur rechtvaardigen. De uitspraak van de geschillencommissie is bindend (art. 32, lid 3 WMS).

Bij het beoordelen of het medezeggenschapsorgaan een redelijk besluit heeft genomen, komt het in de eerste plaats aan op een belangenafweging tussen de argumenten van het medezeggenschapsorgaan en de argumenten van het bestuur. Indien de geschillencommissie de argumenten even zwaar vindt wegen, krijgt het medezeggenschapsorgaan gelijk, tenzij er sprake is van bepaalde zwaarwegende omstandigheden. Dit laatste is echter een uitzonderingsgeval.

Interessant is dat onder meer in een uitspraak van 16 april 2012 (zaaknummer 105202) de geschillencommissie expliciet heeft overwogen dat het wel of niet bestaan van draagvlak voor een besluit onder het personeel, de ouders en/of leerlingen van belang is: “Uit de stukken is naar voren gekomen dat een aanzienlijk deel van het personeel het met dit argument eens is, zodat hiervoor een breed draagvlak bestaat.”

Dit impliceert dat het voor zowel het bestuur van de onderwijsinstelling als voor het medezeggenschapsorgaan van belang kan zijn middels deugdelijk onderzoek de mening onder het personeel, de ouders en/of leerlingen vast te stellen. Op deze manier kunnen zij een belangrijk argument voor hun besluit genereren, dat ook door de geschillencommissie erkend wordt.

Medezeggenschapsadvies Van Gasteren kan u bijstaan bij het uitvoeren van (statistisch verantwoord) onderzoek onder personeel, ouders en/of leerlingen.